Zelf zinnen maken in het Spaans? Begin bij het begin!
Als mensen naar me toe komen omdat ze Spaans willen leren, is één van de struikelblokken waar ze het meest tegenaan lopen “zelf goede zinnen kunnen maken”.
Precies daarmee wil ik je helpen met deze blog post en de podcast aflevering die ik erbij op heb genomen.
Zo maak je steeds mooiere zinnen in het Spaans
Zelf goede zinnen maken in het Spaans is wat je waarschijnlijk het liefste wilt en wat misschien ook wel het belangrijkste is om een taal te kunnen.
Voordat ik verderga, vind ik het wel belangrijk dat je weet, dat dit voor de meeste mensen ook het lastigste is. En ik vertel je ook meteen waarom.
Dit ligt bijna altijd aan de torenhoge verwachtingen die je van jezelf hebt.
Als je begint met Spaans leren, wil je het het liefst ook zo snel mogelijk goed kunnen spreken (en die Linda van Taal.Guru zegt toch ook altijd dat het zo belangrijk is om meteen als beginner al te beginnen met spreken?)
Ja, dat klopt. Ik vind dat je het beste zo snel mogelijk ook actief de taal moet gebruiken om er snel beter in te worden. Maar ik zeg niet dat je het meteen perfect moet spreken. Juist niet.
Begin met spreken, ook al is het nog niet perfect, maak een hoop fouten waar je dan weer van leert. Probeer dingen te zeggen om er zo achter te komen wat je nog niet weet, zodat je het een volgende keer wel weet. Als je keer op keer tegen diezelfde uitdrukking aanloopt die je wilt gebruiken, maar nog niet kent, ga je zorgen dat je die de volgende keer wel kent.
Dus, de verwachtingen die je van jezelf hebt, mogen omlaag. Zo voorkom je een hoop frustratie en wordt het alleen maar leuker voor je.
Ja, hoor ik je al denken… Je hebt makkelijk praten… Maar hoe doe ik dat dan? Hoe kan ik nu beginnen met Spaans spreken? Want elke keer als ik iets wil zeggen, sla ik dicht!
Met deze tips, zul je beetje bij beetje steeds mooiere zinnen gaan maken:
-
Begin zo simpel mogelijk
Je kent al aardig wat woorden, dus moet dat met die zinnen toch ook wel goedkomen?
Je hebt iets vrij eenvoudigs in je hoofd dat je wilt vertellen, maar het lukt je niet om het in een goede Spaanse zin te gieten.
Kijk dan nog eens goed naar die zin. Is die echt zo eenvoudig? Of kan het nog simpeler? Ken ik de woorden die ik wil gebruiken eigenlijk al wel? Of kan ik het misschien beter op een andere manier zeggen? Kan ik het omschrijven in plaats van woordelijk benoemen?
Por ejemplo (bijvoorbeeld):
Je wilt zeggen “Ik zou eigenlijk buiten willen eten, maar het is te koud”.
Je kent deze woorden:
(yo) quiero = ik wil
fuera = buiten
comer = eten
pero = maar
hace calor= het is warm
Als je niet weet wat koud is, kun je in plaats daarvan zeggen no hace calor.
Letterlijk vertaald, zou je de volgende zin maken: Yo quiero comer fuera, pero no hace calor.
Grote kans dat degene met wie je spreekt antwoordt met Ah sí, hace demasiado frío. Op die manier, pik jij op dat frío dus koud betekent en misschien zelfs wel dat demasiado te betekent.
Je hebt het nu niet precies zo gezegd als je in het Nederlands zou hebben gedaan, maar wel jouw bedoeling overgebracht en misschien van de ander wel het woordje frío erbij geleerd.
-
Gebruik wat je al weet en zoek zo weinig mogelijk op
In het voorbeeld dat ik hierboven gebruikte, zou het mooi zijn als je als beginner al een zin in het Spaans kon maken met “Ik zou eigenlijk willen”.
Je zou dit stukje van de zin op kunnen zoeken met een vertaalsite. Alleen is de kans dat je het een volgende keer nog weet dan wel erg klein.
Je onthoudt dingen veel beter als je ze uit je eigen geheugen haalt en vaak gebruikt in verschillende contexten. Als je eenmaal eenvoudige zinnen kunt maken, kun je een volgende stap zetten en een andere werkwoordsvorm gaan oefenen.
Dus, maak het eenvoudig én gebruik werkwoordsvormen die je al wel kent. Dus als beginner, gewoon de simpele tegenwoordige tijd.
Hetzelfde geldt voor het gebruik van bepaalde woorden. Als je Spaans leert, komt het vaak voor dat je dingen wilt zeggen die je nog niet hebt geleerd. Dat is natuurlijk een enorme frustratie, maar tegelijkertijd ook normaal. We gebruiken in onze moedertaal elke dag zo’n uitgebreid palet aan woorden en zinnen, dat pikken we niet in korte tijd even op.
Probeer voordat je een woord gaat opzoeken altijd eerst te bedenken of je het woord ook in het Spaans kunt omschrijven of bijvoorbeeld vertellen in welke categorie het valt. Zeker als je samen oefent met iemand die ook Spaans spreekt. Deze kent misschien wel het woord en kan het noemen aan de hand van jouw omschrijving.
Als je probeert een tekst te schrijven in het Spaans of op te schrijven wat je zou willen vertellen, zoek dan niet meer dan 20% van de woorden op. De woorden die je wel hebt opgezocht schrijf je apart op en oefen je extra, bijvoorbeeld met een app om woorden te leren of door zelf flitskaartjes te maken.
Vertel over onderwerpen waarover je wel al veel woorden kent en combineer die woordenschat op verschillende manieren. Maak het leuk voor jezelf en verzin ook eens gekke zinnen. Het hoeft niet allemaal waar te zijn. Het leuke van Spaans leren, is dat het gaat om de oefening. Je mag alles dus verzinnen, gebruik je fantasie, zo wordt het alleen maar leuker.
-
Practicar, practicar, practicar
Oftewel, heel veel oefenen! Maak er een gewoonte van of kies vaste momenten op de dag of in jouw week waarop je gaat oefenen met Spaanse zinnen maken.
Kies iets wat je zou willen kunnen of iets waar je ook in het Nederlands vaak over vertelt. Activiteiten uit jouw dagelijks leven zijn een goed onderwerp, omdat het goed aansluit bij jouw interesses.
Ik wil je de volgende oefening meegeven waar je keer op keer weer mee kunt oefenen. Namelijk door in het Spaans te vertellen wat je wil, wat je moet en wat gaat doen.
Ik wil = Yo quiero
Ik moet = Yo tengo que
Ik ga = Yo voy
Maak nu een opsomming door steeds een zin te maken die begint met één van deze werkwoorden.
Yo quiero bailar, celebrar mi cumpleaños, hablar con mis amigos, llamar a mi abuela, tomar unas copas, caminar en el bosque…
Yo tengo que trabajar, limpiar la casa, lavar las vajillas, cocinar para la familia, pagar las facturas, arreglar la bicicleta, elegir un regalo para mi marido…
Yo voy a dormir, tomar un café con una amiga, practicar el español, visitar a mi hermano, trabajar en el jardín, jugar con mis nietos…
In het begin is dit de manier.
Dus, wat moet je doen om zinnen te leren maken? Heel veel zinnen maken. Heel veel eenvoudige zinnen.
Het voorbeeld hierboven is eenvoudig. Ben je al verder? Of heb je dit een paar keer zo geoefend, ga dan een stap je verder en maak zinnen met de vervoeging van “tú”
¿Quieres bailar conmigo?
¿Tienes que hacer los deberes?
¿Vas a cocinar algo bueno?
Of speel met werkwoordsvormen en tijden.
“Juan quería bailar conmigo, pero yo tenía que poner la música, pues Juan fue a bailar con mi madre.”
Ik wens je veel plezier met het oefenen op deze manier. Nog één belangrijke tip: Oefen altijd ook hardop. Als je dit samen met iemand anders kunt doen, perfect. En anders, oefen in de spiegel of neem jezelf op en luister het terug.
Heb je iets waar je ook wel hulp bij kunt gebruiken? Laat het me weten via het contactformulier en wie weet kan ik je er een tip voor geven in één van mijn volgende blog artikelen.
Wil je meer leren en steeds meer goede zinnen maken in het Spaans? Je kunt hier gratis een stukje van een online cursus Spaans voor beginners of half-gevorderden bekijken.