Om te testen of je over de basiskennis beschikt om aan deze cursus deel te nemen, kun je eerst deze quiz maken.
Haal je 70% of meer, dan kun je deelnemen aan de cursus Spaans 1.2
0 of 25 Vragen completed
Vragen:
Je hebt de quiz al eerder voltooid. Daarom kun je hem niet meer opnieuw starten.
Quiz is aan het laden…
Je moet inloggen of inschrijven om de quiz te starten.
U moet eerst het volgende invullen:
0 of 25 Vragen answered correctly
Uw tijd:
De tijd is verstreken
You have reached 0 of 0 point(s), (0)
Behaalde punt(en): 0 of 0, (0)
0 verslag(en) in afwachting (mogelijke punt(en): 0)
¡Enhorabuena! Je beschikt over voldoende basiskennis om verder te kunnen met cursus 1.2
Kies de juiste vorm van het werkwoord llevar
En los fines de semana siempre (yo) …………………………. chanclas.
Wat zijn “zapatos”?
Kies de juiste vorm van het werkwoord ponerse
Mi hermana …………………………. un vestido para ir a la playa.
Kies de juiste vorm van de kleur: Me gustan los pantalones ………………
Welke uitdrukking kun je gebruiken als je iets niet mooi vindt?
Wat is het cadeau in het Spaans?
Kies de juiste vorm van querer. Juanita y Carmen ……………. ir al concierto de Juanes.
Kies het juiste woord:
En mi casa …….. dos cuartos de baño.
Hoe zeg je in het Spaans “de kast”?
Hoe zeg je in het Spaans “het raam”?
Kies de juiste vorm van “despertarse“:
Yo …. …………………. a las seis de la mañana.
Welk van deze woorden betekent ontbijten?
Wat betekent un barrio animado?
Wat betekent Vivo en el campo?
Hoe zeg je in het Spaans Het huis is best wel mooi.
La casa es ………………. bonita.
Wat is het tegenovergestelde van sucio?
Wat is het tegenovergestelde van cerca?
Kies de juiste vorm: A mi madre ………………………… las playas de Barcelona.
Hoe zeg je “We huren een huis” in het Spaans?
Kies de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.
(yo – hablar) El viernes pasado ………………….. con mi hermano.
Kies de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.
(nosotros – comer) Esta tarde ………………….. pan con tomate.
Kies de juiste vorm van verleden tijd voor deze zin.
El mes pasado Juan ……………….. a ver su familia en Honduras.
Schrijf el participio (het voltooid deelwoord) op van vivir.
Ik heb gewoond = he ………………..
Schrijf el participio (het voltooid deelwoord) op van hacer.
Ik heb gedaan = he ………………..
Schrijf el participio (het voltooid deelwoord) op van escribir.
Ik heb geschreven = he ………………..