In dit artikel met podcast-aflevering wil ik je helpen om bekend te raken met het gebruik van de meest gebruikte Spaanse werkwoorden.
Hablar, bailar en comprar zijn Spaanse regelmatige werkwoorden. Ze betekenen respectievelijk spreken, dansen en kopen. Is je al opgevallen wat ze met elkaar gemeen hebben? Ze eindigen alle drie op ‘ar’. In het Spaans eindigen alle (hele) werkwoorden op ‘ar’, ‘er’ of ‘ir’. Afhankelijk van dat einde worden de werkwoorden vervoegd.
In het Nederlands is het gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige tijd vrij eenvoudig. We hebben steeds maar drie vormen: de ik-vorm, de jij/hij/zij/het/u-vorm en de meervoudsvorm.
- Ik dans
- jij /hij /zij / het / u danst
- wij / jullie / zij dansen
In het Spaans zijn er zes verschillende vervoegingen. Aan de ene kant dus meer uitgangen om te leren, maar er zit ook een groot voordeel aan.
Je kunt aan de vervoeging vaak al zien welke persoon bedoeld wordt en daardoor dus het persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, wij, jullie) weg laten. In het schema hieronder zie je de uitgangen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd:
De verschillende vormen van deze werkwoorden leer je het beste uit je hoofd door ze zo veel mogelijk te gebruiken.
Je ziet al meteen dat de ik-vorm in alle drie de groepen een -o als uitgang heeft. De ik-vorm is ook nog eens de meest gebruikte, dus die gaat bij de meeste mensen al vrij snel goed. Met de andere personen zul je veel moeten oefenen of je kunt ze allemaal uit je hoofd leren.
De meeste regelmatige werkwoorden in het Spaans eindigen op ‘ar’. Het is dus het handigst om die als eerste goed te kennen. Omdat je deze het meest tegenkomt en gebruikt, zul je ze waarschijnlijk ook wel als eerste oppikken. Het volgende liedje zal je helpen om ze nog sneller te onthouden:
Nu je weet hoe je werkwoorden vervoegt, is het handig dat je ook een aantal Spaanse werkwoorden kent. Daarom heb ik voor jou een overzicht gemaakt met de 55 meest-gebruikte Spaanse werkwoorden. Om de vervoegingen van de werkwoorden in verschillende tijden te bekijken, kun je op het woord in het overzicht klikken om het werkwoord-overzicht te openen op de site van conjugador reverso.
Regelmatige Spaanse werkwoorden (verbos regulares)
Hieronder als eerste de 27 meest gebruikte Spaanse werkwoorden die op de standaard manier worden vervoegd. Het zijn regelmatige werkwoorden, wat betekent dat ze in de tegenwoordige tijd dus allemaal op deze zelfde manier vervoegd kunnen worden.
Verbos en -ar | Verbos en -ar | Verbos en -er / -ir |
hablar = spreken | pensar = denken | comer = eten |
tomar = nemen | mirar = kijken | beber = drinken |
necesitar = nodig hebben | llegar = arriveren | comprender = begrijpen |
andar = lopen / gaan | saltar = springen | leer = lezen |
caminar = wandelen | trabajar = werken | ver = zien |
buscar = zoeken | tocar = aanraken / een instrument bespelen | vivir = leven / wonen |
comprar = kopen | bailar = dansen | abrir = openen |
manejar = hanteren | pagar = betalen | escribir = schrijven |
escuchar = luisteren | charlar = kletsen | inscribir = inschrijven |
Podcast werkwoorden in het Spaans
Luister hier naar de aflevering van de podcast waarin ik een aantal voorbeeldzinnen geef met de meest gebruikte Spaanse werkwoorden.
Zinnen maken in het Spaans
Hieronder een aantal simpele zinnen in het Spaans met een aantal van deze werkwoorden.
- ¿Habla usted español? – Spreekt u Spaans?
- Yo tomo la paella y mi pareja toma el estofado. – Ik neem de paella en mijn partner neemt de stoofpot.
- Perdón, buscamos un supermercado. – Pardon, wij zoeken een supermarkt.
- ¿A qué hora llega el tren a Sevilla? – Hoe laat komt de trein naar Sevilla aan?
- Yo pago la cuenta. – Ik betaal de rekening.
- ¿Me comprende? – Begrijpt u mij?
- ¿Cuándo abre el ayuntamiento? – Hoe laat gaat het gemeentehuis open?
- ¿Vives cerca? – Woon je dichtbij?
Onregelmatige Spaanse werkwoorden (verbos irregulares)
En dit zijn de 28 meestgebruikte Spaanse werkwoorden die niet helemaal volgens de standaard-regel vervoegd worden, maar allemaal een uitzondering hebben .
Verbos en -ar | Verbos en -er | Verbos en -ir |
estar = zijn | ser = zijn | ir = gaan |
dar = geven | tener = hebbeb | decir = zeggen |
cerrar = sluiten | poder = kunnen | pedir = vragen / bestellen |
comenzar = beginnen | hacer = doen / maken | salir = vertrekken / uitgaan |
empezar = beginnen | entender = begrijpen | dormir = slapen |
encontrar = vinden / tegenkomen | perder = verliezen | sentir = voelen |
jugar = spelen | conocer = kennen | conducir = besturen |
sentarse = gaan zitten | traer = brengen | oír = horen |
contar = rekenen / tellen / vertellen | caer = vallen | |
saber = weten / kunnen | ||
poner = leggen / zetten | ||
querer = willen / houden van |
Het kennen van de werkwoorden is een goede eerste stap, maar om echt goed Spaans te leren spreken, raad ik je aan om het Spaans wat je leert ook zo snel mogelijk in de praktijk te gebruiken.
Wacht niet met Spaans spreken tot je de taal beheerst, maar begin zo vroeg mogelijk, ook al ben je nog maar net begonnen met leren.
Ook bij het Spaans voor beginners merk ik steeds weer dat cursisten zo veel meer plezier en voldoening beleven in het Spaans leren als ze vanaf het begin oefenen met spreken.
Om het makkelijk te maken die eerste stap te zetten, heb ik een serie gratis online lessen voor je gemaakt.